We zien dat je Internet Explorer gebruikt, een oude en onveilige browser. Daardoor kunnen we je niet de mooie website voorschotelen die we zouden willen.
Je bent van harte welkom in elke andere browser zoals bijvoorbeeld Chrome, Firefox of Microsoft Edge. Wij wachten hier wel, tot zo!
Bartiméus is gespecialiseerd in gehechtheidsproblematiek. Lees meer over gehechtheid en sociale relaties, de mogelijkheden gehechtheidsproblemen te behandelen en/of u als hulpverlener te scholen.
Pasgeboren baby's zijn de eerste paar jaren van hun leven totaal afhankelijk van de zorg van volwassenen. Maar ook daarna duurt de zorg voor het kind voort. Is het je wel eens opgevallen dat als je een baby hoort huilen, je vaak meteen de behoefte voelt om naar de baby toe te gaan om deze te troosten? Of als je naar een baby kijkt en de baby lacht naar je, dat je dan blijft kijken en misschien zelfs de baby even wilt vasthouden? Het is niet voor niets dat volwassenen aangetrokken worden door baby's. Je hebt je zelf wellicht weleens afgevraagd wat dit toch precies is.
Kinderen worden geboren met een 'sterke neiging' om in tijden van stress of gevaar de nabijheid op te zoeken van vertrouwde volwassen personen, omdat dit de kans op overleven vergroot.
Vertrouwde personen zijn vaak de ouders van het kind, maar het kunnen net zo goed de verzorgers, opa of oma, of de begeleiders van het kind zijn. Deze aangeboren 'sterke neiging' wordt door de Britse kinderpsychiater John Bowlby 'gehechtheid' genoemd.
Het zoeken van de nabijheid van vertrouwde personen tijdens gevaar gebeurt door middel van bepaalde gedragingen van het kind, zoals huilen, kijken of kruipen naar vertrouwde volwassenen. Deze gedragingen worden ook wel aangeduid met de term 'gehechtheidsgedrag'. De relatie die het kind met vertrouwde personen in de loop van de tijd opbouwt, wordt een 'gehechtheidsrelatie' genoemd.
Zoals hiervoor al werd aangegeven is het belangrijkste doel van dit gedrag om te overleven. Naast overleven dient gehechtheidsgedrag ook nog een ander doel: door het intensieve contact van het kind met vertrouwde personen leert het kind wat het van andere personen en van zichzelf kan verwachten.
Vertrouwde personen vormen een soort 'veilige basis' voor het kind. Een basis van waaruit het kind de wereld om zich heen kan leren kennen en van waar het op onderzoek uit kan gaan. Als het kind stress ervaart, zoekt het door de aangeboren neiging, zelf de nabijheid weer op van vertrouwde personen.
Het proces van hechting kan het beste worden weergegeven door middel van een cirkel. Deze cirkel wordt ook wel 'de cirkel van veiligheid' genoemd.
Het vertrekpunt van de cirkel is de veilige basis van waaruit het kind de omgeving kan gaan verkennen. Het kind wil graag door vertrouwde personen gesteund en gestimuleerd worden om op onderzoek (ook wel 'exploratie' genoemd) uit te gaan. Dat is in het plaatje terug te zien in het praatwolkje. Citaat: Voor mij moet je…mijn exploratie ondersteunen.
Naast dit ondersteunen van het kind, wordt ook van vertrouwde personen verwacht dat ze ondertussen op het kind letten, dat ze het kind helpen als dat nodig is en dat ze met het kind samen plezier beleven (citaat: voor mij moet je…op me letten, me helpen en plezier delen). Dit alles hoort bij wat aan de bovenkant van de cirkel geschreven staat: de 'veilige basis'.
Maar leren gaat nooit zonder horten of stoten. Op momenten dat het kind zich bezeert, schrikt of moe is, heeft het de hulp van vertrouwde personen nodig om gerustgesteld te worden. Op dat moment zoekt het kind door middel van de 'aangeboren neiging' de vertrouwde personen op. Dit proces is weergegeven aan de onderkant van de cirkel: de 'veilige haven'. Een kind voelt zich veilig als er een balans is tussen de veilige basisfunctie en de veilige havenfunctie. Uit onderzoek blijkt dat het kind zich aanpast aan de gehechtheidspatroon die de ouder/verzorger zelf als kind heeft ontwikkeld.
Bij een verstoorde hechting kan een kind overstuur raken en ontroostbaar zijn als het alleen gelaten wordt. Daarnaast kan het 'tegenstrijdig gedrag vertonen.
Er kan sprake zijn van onveilige hechtingsrelatie of geen hechting. In dat laatste geval spreken we van een hechtingsstoornis.
Een kind dat veilig gehecht is, gaat op onderzoek uit, houdt ondertussen de vertrouwde persoon een beetje in de gaten en als er iets mis gaat, zal het kind naar de vertrouwde persoon toe gaan om getroost te worden. Dit troosten verloopt vervolgens relatief makkelijk en het kind zal er weer op uit trekken om verder te spelen.
Kenmerkend voor het kind dat zich vermijdend hecht aan een vertrouwd persoon is dat het ten tijden van stress helemaal geen troost zal zoeken bij de vertrouwde persoon en dat het deze zelfs zal vermijden.
Een ambivalent gehecht kind zal er niet eens op uit gaan en zal dicht in de buurt van de vertrouwde persoon willen blijven. Kenmerkend bij deze kinderen is dat ze te zeer overstuur raken op het moment dat ze alleen gelaten worden. Bovendien zal het kind bij terugkomst van de vertrouwde persoon, in tegenstelling tot het kind dat veilig gehecht is, zich boos gedragen en zal het zich niet laten troosten.
Kenmerkend voor het kind dat gedesorganiseerd gehecht is, is dat het ten tijde van stress vreemde en tegenstrijdige gedragingen zal vertonen. Deze vorm van onveilige gehechtheid wordt gezien als de meest zorgelijke vorm wat betreft de ontwikkelingsprognose (voorspelling hoe het kind zich zal ontwikkelen). Juist omdat deze kinderen meer dan andere kinderen in hoge mate stress ervaren en omdat zij bovendien geen passende geruststelling van vertrouwde personen ontvangen.
Hoewel onveilige gehechtheid - in tegenstelling tot een hechtingsstoornis - niet gezien wordt als een stoornis, zijn er wel degelijk vervelende gevolgen aan verbonden. Zo heeft een onveilige hechting over het algemeen een negatieve invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Hierbij speelt het volgende een rol. Als een baby heftige emoties ervaart, fungeert de ouder als buffer tegen de daarbij horende stress door het kind te troosten en tot rust te brengen. De ervaring van het kind dat zijn stress en emotie gereguleerd wordt door de opvoeder, helpt het kind om zelf zijn emoties te gaan reguleren. Door het verwerven van autonomie en het leren van zelfregulatie ontwikkelt zich bij kleuters het vermogen tot mentaliseren. Dat wil zeggen het leren reflecteren over de gevoelens, gedachten, gedragingen, wensen en bedoelingen van jezelf en de ander. Bij kinderen die onveilig gehecht zijn, wordt dit vermogen tot mentaliseren niet of beperkt ontwikkeld.
De gevolgen van een hechtingsstoornis gaan echter verder dan die van onveilige gehechtheid. Het kind met een hechtingsstoornis kent een aanhoudende toestand van stress en hulpeloosheid en zal als reactie hierop ernstig verstoorde emoties en gedragingen laten zien.
Het is belangrijk om voor ogen te houden dat bij een verstoorde of (on)veilige gehechtheidsrelatie er door allerlei redenen iets mis is gegaan in de relatie tussen ouder(s) en kind. Om te begrijpen hoe dit komt, zal naar de relatie van de desbetreffende vertrouwde persoon én het kind moeten worden gekeken. De diagnostiek en de behandeling is gericht op kansen en mogelijkheden van herstel van de gehechtheidsrelatie en als dit niet mogelijk is, in groei in nieuwe relaties, zoals met adoptie- of pleegouders of vaste begeleiders.
Door een combinatie van factoren wordt vermoed dat er bij kinderen met een visuele en/of verstandelijke beperking vaker sprake is van gehechtheidsproblemen.
Voor kinderen met een visuele en een verstandelijke beperking is het niet altijd makkelijk zich te hechten. Dat kan komen door de omstandigheden, bijvoorbeeld als de zorg te zwaar is voor de ouders, maar ook als signalen verkeerd worden begrepen. Een blind kind draait zijn oor naar je toe als het zijn aandacht op je richt, maar ziende mensen kunnen zo'n beweging juist opvatten als afwijzing. Als de gehechtheid door dergelijke moeilijkheden onderontwikkeld blijft, kan een kind ernstige gedragsproblemen krijgen.
De hechting kan tevens worden verstoord doordat ouders zelf met verwerkingsproblemen kampen. Daarnaast worden er hoge eisen gesteld aan de opvoedingsvaardigheden van de ouder wanneer een kind zich anders ontwikkelt dan 'verwacht'. Een eventuele uithuisplaatsing kan een breuk zijn in de ouder-kindrelatie. Als het kind dan tevens geconfronteerd wordt met veelvuldige wisseling van begeleiding, kan dit de stress doen toenemen.
Cliënten met een visuele en/of verstandelijke beperking en gehechtheidsproblemen en/of hun ouders/verzorgers kunnen terecht bij de afdeling Psychotherapie van Bartiméus voor onderzoek en behandeling.
Cliënten van andere instellingen zijn dus ook van harte welkom.
Professionals die in hun werk met cliënten met gehechtheidsproblemen te maken hebben, kunnen voor informatie en scholing terecht bij de afdeling Psychotherapie.
Het Bartiméus Expertisecentrum Sociale Relaties & Gehechtheid doet wetenschappelijk onderzoek, biedt scholing en verzorgt regelmatig publicaties. Gedragsdeskundigen van het expertisecentrum die dagelijks werken met cliënten, doen als wetenschapper onderzoek in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam.
Neem contact met ons op.